De zoektocht naar een magische soort


© Jesse Zwart

Ik was een jaar of zeven oud en bladerde als beginnend vogelaartje eindeloos door talloze vogelboeken. Daar zag ik hem voor het eerst staan. De Roerdomp. Steeds wanneer ik langs prachtige plasjes met brede rietkragen struinde of op koude ochtenden midden in de winter als een laag ijs diezelfde plassen bedekte. Tijdens de rekenles op school en uiteraard in mijn dromen. Vanaf het eerste moment dat ik, ergens tussen de reigers in het vogelboek het plaatje van een Roerdomp had gezien, spookte de vraag 'Waar kun je een Roerdomp zien? ' door mijn hoofd.

Als jochie van een jaar of elf liep ik, samen met mijn vader, een vogelkijkhut in het Lauwersmeer binnen. Met een hagelnieuwe telescoop ging ik wel eens even laten zien aan de andere aanwezigen wat daar allemaal te zien was. Helaas moest ik, net zo snel als ik was gekomen, weer rechtsomkeer maken. Ik was nog te klein om door de luiken van de hut te kunnen kijken. Met de stoom uit mijn oren beende ik kokend van woede de kijkhut uit.

Dat ik vijf minuten later doodstil en helemaal zen door mijn telescoop stond te kijken had alles met deze mysterieuze reigerachtige te maken. Na het zien van bewegende rietstengels en een korte hoemp stond ik namelijk oog in oog met een van mijn absolute wenssoorten. Een Roerdomp stond midden in het beeld van mijn telescoop en keek ons roerloos aan. Na een kwartier vond de Roerdomp het voldoende en besluit verder te stappen om haast ogenblikkelijk in het dichte riet te verdwijnen. Volgens mij heb ik van pure blijdschap daarna een dag lang zelf roerloos voor mij uit zitten staren. En dat is in mijn geval vrij uitzonderlijk te noemen.

Ik was een jaar of twintig en tijdens hevige sneeuwval liep ik in de Kennemerduinen. Minstens 20 centimeter sneeuw bedekte het landschap en overal vlogen vogels naar het zuiden. Sneeuwtrek noem je dat. Vanuit de verte zag ik, laag over het duin, een vrij grote vogel aan komen flappen die ik niet direct herkende. Het sneeuwde nog steeds behoorlijk en het zicht was zeer beperkt. De vogel verdween op ongeveer honderd meter afstand achter een duin. Ik wachtte even en bleef verwachtingsvol in de richting van het duin kijken. Toen verscheen hij weer. Als een duveltje uit een doosje. Een Roerdomp.

Op een meter of vijftig afstand begon hij nog lager te vliegen en landde. Op laag duintje, een meter of dertig voor mij, ging hij in paalhouding staan. Net als een jaar of tien geleden stond ik roerloos te kijken. Door het dempende geluid van de sneeuw was het verder doodstil om ons heen. Daar, recht voor mij, in het midden van een verder spierwit landschap stond een Roerdomp. Die waarschijnlijk dacht dat ik hem niet zag. We keken elkaar minstens twintig minuten roerloos aan. Toen besloot hij, zonder enige aanleiding, om op te vliegen en te verdwijnen in de witte wereld om ons heen.

Ik ben 32 jaar oud en wandel met een groep enthousiaste excursiedeelnemers door de Weerribben-Wieden. Vanuit mijn rechterooghoek zie ik een bruin reigertje vliegen. De ondergaande zon staat laag achter ons en zorgt voor prachtig avondlicht. Op dertig meter afstand gaat hij in het riet staan. Hij denkt mij weer te slim af te zijn en vertrouwt op zijn schutkleuren. Wat volgt is een grote Roerdompshow. Minstens twintig minuten lang kunnen we hem bewonderen voordat hij in het riet verdwijnt. Een uur later moet een van de deelnemers mij uit mijn droom schudden. We staan op een dijkje en vanuit het niets vliegen er twee Roerdompen haast rondjes om ons hoofd. Extatisch van blijdschap staan we, doodstil en met open mond, vanaf het dijkje te kijken. Mijn hele lichaam tintelt en ik heb kippenvel. 

© Jesse Zwart

Ik herken mijzelf in veel excursiedeelnemers. Bij veel van hen staat het zien van een Roerdomp net zo hoog op de wensenlijst als bij mij als beginnende vogelaar. Maar met de Roerdomp is iets speciaals aan de hand. Want nog steeds staat het zien van deze magische soort hoog op mijn wensenlijst. Elke keer weer raak ik betoverd door de rust en mystiek die de soort uitstraalt. De vraag ‘Waar kun je een Roerdomp zien?’ is voor mij, als inmiddels 33-jarige, dan ook nog steeds even actueel als dat hij voor mij als 8-jarige was.

Diezelfde vraag is nog steeds even lastig te beantwoorden. De Roerdomp komt voor in waterrijke, rustige rietmoerassen met lange rietkragen en natte graslanden. Van april tot juni is wellicht de beste periode om ze te zien. Ook tijdens stevige vorstperiodes is de kans op het zien van een Roerdomp groter. Goede plekken om Roerdompen te zien zijn het Lauwersmeer, de Weerribben, Oostvaardersplassen, Rottige Meente, het Zuidlaardermeer en de Biesbosch. Het geluid van een Roerdomp klinkt als een lage baslijn en kan op kilometers afstand worden gehoord.

Waarom ze Roerdomp heten? Roer is oud Nederlands voor riet. Over domp bestaat iets meer discussie maar de meest simpele uitleg is direct ook de meest waarschijnlijke. Hoogstwaarschijnlijk is domp namelijk gewoon de klanknabootsing van het geluid zware, diepe basgeluid dat ze in de broedtijd maken.

© Jesse Zwart

Terug naar het overzicht